Een van de grootste trauma’s uit mijn tijd als alleenstaand vader liep ik op in de eerste week. Je kan er maar beter vroeg bij zijn. We kwamen na een uitje dat eindigde in een keur aan vertragingen en omleidingen pas tegen middernacht aan op het NS-station in onze woonplaats. Daar moesten we nog eens lange tijd wachten op een bus die ons naar huis zou brengen en ondertussen bekende mijn toen vijfjarige dat hij al heel lang zijn plas ophield en het nu echt bijna in zijn broek deed.

Op naar de wc dus. Daarvan was er welgeteld eentje in de stationshal. Een ruim eenpersoonstoilet achter een soort metersdikke kluisdeur die alleen openging na inworp van een muntstuk. Daar had ik er nog precies één van op zak, dus dat kwam mooi uit. Muntje in de gleuf, deur open, even inspecteren of alles schoon was en er niet stiekem nog iemand binnen verstopt zat. Alles was in orde. Ik wacht gewoon hier, meteen achter de deur, hoor ik mezelf nog zeggen, ervan overtuigd dat vijf jaar een prima leeftijd is om gewoon lekker alleen te plassen.

Juist op het moment dat ik bedacht dat hij nu wel erg lang binnen was, hoorde ik, gedempt door de dikke deur: Papa, hij gaat niet open. Hoezo? Gewoon de deurklink omlaag. Die is er niet. Zal je zien, alles gecheckt, behalve of de deur niet een of andere onzinnige gebruiksaanwijzing heeft. Na zo’n beetje elke denkbare oplossing naar binnen te hebben geroepen door een deur die op geen enkele manier open leek te willen, begon de wanhoop toe te slaan. De enige andere persoon in de stationshal was een beveiliger die vanaf zijn plek naast de roltrap verveeld liet weten dat hij niet over de toiletten ging. Nergens een telefoonnummer te bekennen en ik durfde mijn plek bij de deur niet te verlaten om ergens buiten het station naar hulp te zoeken.

Vanachter de deur klonk gesnik en ik wist zeker dat ik het volkomen verprutst had en simpelweg niet geschikt was om in mijn eentje voor een kind te zorgen. Want wat een oetlul was ik. Natuurlijk had ik gewoon binnen moeten blijven wachten, bij hem. Of op zijn minst de deur open moeten laten. Hem in elk geval niet uit het zicht laten. Het moment dat ik, m’n eigen tranen wegslikkend, besloot 112 te bellen hoorde ik een klik, waarna de deur open zwaaide. Met de tranen nog in zijn ogen, maar een brede grijns op zijn gezicht kwam hij naar buiten. Er zat een knop naast de deur.

Er is weinig voor nodig om dit trauma op te rakelen. In dit geval gebeurde het bij het lezen van Zo kan het dus ook, het nieuwe boek van Lykele Muus over het leven als co- of alleenstaand ouder. Daarin vertelt hij over een soortgelijke ervaring waarin hij dacht ’s avonds nog wel naar de supermarkt te kunnen terwijl zijn dochter alleen thuis bleef. Gewoon even snel een boodschap halen, en wat lekkers, moet toch kunnen? Eenmaal weer thuis bleek de dochter in geen velden of wegen meer te bekennen. Hoe het afliep kan je zelf lezen, ik raad het je aan. Niet alleen als je zelf kinderen hebt trouwens. Ik ben inmiddels zeer gelukkig geen alleenstaand ouder meer. Maar in de ruim twaalf jaar dat ik het wel was, had ik het boek van Lykele willen hebben. Als troost, als steun, als vermaak. Als bevestiging dat ik inderdaad ‘ook maar wat doe’, maar dat doen we eigenlijk allemaal.

Door Pascal