(Opgenomen in de verhalenbundel ‘Zomertijd #2’ van Jaylen Books. Het boek bestelt u hier, waarmee u tevens Stichting KiKa steunt.)

Ik ontmoet haar onder stampende beats in een discotheek aan de Costa Brava. De halve avond heb ik al naar haar staan kijken, hoewel ik hetzelfde heb staan doen bij de overige vrouwelijke aanwezigen. Met mijn beste vriend had ik de afspraak gemaakt dat we elkaar zouden waarschuwen als de ander onverhoopt een lelijk meisje voor een mooie zou aanzien. Maar gezien het mormel waar hij tegenaan staat te schuren, ben ik het vertrouwen in zijn oordeel een beetje kwijt. Terwijl ik probeer te bedenken of hij gered moet worden, hij lijkt zich immers wel te vermaken, valt mijn oog opnieuw op haar. Met een vriendin staat ze op de dansvloer zich nogal mat te bewegen op de klanken van DJ Kool. Oogcontact. Ik ben verkocht en een beetje aangeschoten. Ik lach, zij lacht terug, denk ik.


Onder aanvoering van Busta Rhymes beweeg ik richting de dansvloer tot ik tussen de twee meisjes in sta. Ik dans beter dan zij en doe nog wat meer m’n best. Zo nu en dan probeer ik wat tegen haar te zeggen, maar op alles wat ik zeg schudt zij haar hoofd. Ze zegt niets terug.
Terwijl Ol’ Dirty Bastard uit de speakers pompt draait ze zich naar me toe. Haar billen, waar ik op dat moment nog van uit ga dat ze die heeft, parkeert ze voor het gemak maar tegen mijn spijkerbroek. Ze draait er een beetje mee, maar het enthousiasme ontbreekt. Bij mij niet, dus ik pak haar heupen vast. Dat mag niet van haar, dus laat ik weer los. In plaats daarvan gooi ik mijn pelvis in de strijd en dat mag dan schijnbaar weer wel. Ze zegt wat tegen haar vriendin, die vervolgens naast me komt staan en heel hard outside roept. Onderweg naar de uitgang steek ik triomfantelijk mijn duim op naar mijn beste vriend die inmiddels beide handen op het ontzettend grote achterwerk van zijn vangst heeft liggen. Hij knikt goedkeurend, maar hoewel ik een beetje medelijden met hem heb, volg ik de twee meisjes naar buiten.

We gaan op een bankje zitten en zijn omringd door dronken tieners. Het zijn voornamelijk Duitsers, net zoals de meisjes, zo blijkt. Ze zijn ook heel erg Chinees, maar komen ergens uit de buurt van Hannover. De meisjes praten voornamelijk met elkaar, ik zit er maar een beetje naast. Door de buitenlucht begin ik te ontnuchteren en dat zint me niet. Terug naar binnen gaan is geen optie, zo makkelijk heb ik nog nooit een meisje mee naar buiten gekregen, hier moet ik werk van maken. Ze is bloedmooi, dat heb ik inmiddels goed kunnen zien. Haar vriendin het tegenovergestelde.
Ik probeer met haar te praten, maar dat schiet niet op. Zij spreekt hooguit twee woorden Engels, mijn Duits is op zijn best matig te noemen. Haar vriendin tolkt, hoewel ook die met moeite verstaanbaar is. Wat ik doe in het dagelijks leven, wil ze weten. Ik vertel haar dat ik muzikant ben, zanger, dat maakt altijd indruk. En het levert vrijwel altijd de vervolgvraag op waar ik ook nu op hoop, of ik iets voor haar wil zingen. Ja, zeg ik, maar niet hier tussen al deze mensen. Ze staat direct op. Beach, zegt ze. Dat laat ik me geen twee keer zeggen.

Op het strand aangekomen nemen we plaats tussen een paar torens van opgestapelde strandbedden. De kleine steentjes waar het strand uit bestaat zijn koud, maar niet oncomfortabel. Wat wel vervelend is, is dat die vriendin er constant bij blijft. Ze komt dichtbij me zitten. Sing, zegt ze. Geen probleem, denk ik. Ik doe of ik hard nadenk en zing dan een stukje. Dru Hill. In werkelijkheid hoefde ik er niet over na te denken, want datzelfde stukje zing ik dezer dagen voor iedereen. Ze ontdooit, ze lacht naar me en zegt dat ze ook zingt. En model is. Het tweede verbaast me niet, van het eerste wil ik bewijs horen. Ze zegt wat tegen haar vriendin, in het Chinees. Ik versta er niets van, maar geïrriteerd klinkt in elke taal hetzelfde. Haar vriendin is geïrriteerd, staat op en loopt terug naar de boulevard. Ik weet niet waarom, maar ik stel geen vragen.
Niet veel later liggen we op het strand, ik onderop. Er komen steentjes tussen m’n billen en dat leidt behoorlijk af. Zij klaagt over pijn aan haar knieën door de steentjes, dus ik wil niet omdraaien. Achteraf besluit ik dat het strand een overgewaardeerde plaats is voor dit soort intimiteiten.

Terug voor de discotheek komen we haar vriendin weer tegen. Ze zit op het bankje tussen de dronken Duitse tieners. Ze is boos en praat Chinees, ze wil niet meer tolken, dus ik moet akelig hard m’n best doen om het Duits te verstaan. Na vanavond gaat ze naar huis, zegt ze. Of ik m’n adres op wil schrijven. Het beste voorbehoedsmiddel is een vals adres, zegt mijn beste vriend elke avond. Daar hoef ik me geen zorgen over te maken, dus ik geef mijn echte adres. M’n echte naam schrijf ik er gemakshalve ook maar bij. Lin, zegt ze terwijl we afscheid nemen, aangenaam.
Als de meisjes net weglopen komt m’n beste vriend de discotheek uit. Hij stompt me beledigd op m’n schouder, waarom ik hem met zo’n lelijke heb laten zoenen. Ze had wel dikke tieten, zegt hij lachend. Ze was boos geworden toen hij erin had geknepen en daarom is hij nu buiten.

Een week later zijn we thuis. Een dag na aankomst valt er een brief op de deurmat van zeker zes kantjes. Volledig in het Duits. Hoewel ik de taal niet spreek, gaat het lezen me goed af. Ze vertelt honderduit over haar leven in Duitsland, over de vakantie in Spanje en hoe leuk ze het vond mij te ontmoeten. Ik ben verrast door zowel de brief als de inhoud, maar vind het eigenlijk wel leuk. Als ik de brief gelezen heb besluit ik terug te schrijven. Ik geef uitgebreid antwoord op al haar vragen en stel er een hoop van mezelf. Haar zes kantjes evenaar ik zonder moeite. Gedurende twee jaar schrijven we elkaar elke twee weken. Zonder uitzondering zijn de brieven lang, zij geeft toe een woordenboek te gebruiken. Slechts eenmaal spreken we elkaar aan de telefoon. Zij spreekt nog steeds geen Engels, ik nog steeds nauwelijks Duits, dus veel meer dan in de hoorn zuchten doen we niet.
Na verloop van tijd worden de brieven minder frequent, maar om de zoveel maanden ploft er eentje op de mat. De toon blijft onveranderd.
In die jaren heb ik meerdere vriendinnetjes, maar vertel hen nooit over Lin. Andersom vertel ik Lin ook nooit over mijn vriendinnetjes en hoor ik haar nooit over vriendjes. Lin en ik hebben onze eigen wereld. Die wereld bestaat op papier en daarin is geen plek voor anderen.

Tien jaren zijn verstreken na die ene nacht op het Spaanse strand. Inmiddels is ons contact verwaterd tot kerst- en verjaardagskaarten en zo nu en dan een recente foto per brief. Ik vraag me dagelijks af hoe het met haar gaat, maar neem niet meer de moeite om te schrijven. E-mail is volledig ingeburgerd, maar nog nooit heb ik haar om een adres gevraagd. Het zou niet hetzelfde zijn, mij contact met Lin is analoog. Tot ik een smsje van haar krijg, ze is het weekend in Amsterdam voor een modeshow en ze wil afspreken.
Zo gebeurt het dat we enkele dagen later tegenover elkaar zitten in een bar op het Rembrandtplein. De afgelopen jaren heb ik haar beter leren kennen dan wie dan ook, toch voelt het alsof ik tegenover een vreemde zit. In onze brieven hebben we het nooit over die ene nacht gehad, maar nu lijkt het voor een brok onaangename spanning te zorgen.

Zij spreekt hooguit vier woorden Engels, mijn Duits is op zijn best slecht te noemen. We proberen er het beste van te maken. Zij bestelt thee, ik iets sterkers. Ze probeert te vertellen over haar modeshow, ik probeer het te verstaan. Er vallen veel stiltes waarin we een beetje over het plein uitkijken en elkaar zo nu en dan verlegen lachend aankijken. Ze wil een stukje van de stad zien, dus ik neem haar mee voor een wandeling over de grachten. Zo nu en dan ziet ze iets dat ze mooi vindt en wijst dat aan, maar het grootste stuk wandelen we zwijgzaam. Ze heeft haar arm gehaakt in de mijne, maar van enige intimiteit is geen sprake. Ze is nog steeds mooi, nog mooier zelfs, maar ik voel me niet tot haar aangetrokken. Dat dit ook voor haar geldt is duidelijk. Ondanks de stiltes voel ik me prima.

Ze moet terug naar het hotel zegt ze, ik loop met haar mee en breng haar tot aan de lobby. Het is tijd om afscheid te nemen, maar we weten beiden niet hoe. We vertellen elkaar een paar keer dat we het erg gezellig hebben gehad en dat het leuk was elkaar weer te zien, na zo’n lange tijd. Dan slaat ze haar armen om mijn nek en houdt me stevig vast. Ik pak haar beet en doe m’n ogen dicht. Voor mijn gevoel blijven we zo enkele minuten staan. Als we elkaar loslaten ben ik licht in m’n hoofd. Bye, zegt ze, en beweegt langzaam richting de lift. Bye, zeg ik, en loop achteruit richting de uitgang. Ik zwaai, ze zwaait terug. Dan draai ik me om en loop de donkere avond in.
Een paar maanden later vergeten we elkaar een kerstkaart te sturen.

Door Pascal

6 gedachten over “Lin”
  1. Goed geschreven. Heel herkenbaar! Geen wonder dat er mensen zijn (ik ook meegeteld) die niet kunnen wachten op een nieuwe verhaal (of deel nummer zoveel) Klasse bro. Weinig die je het na kunnen schrijven.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *