De natuur draait niet naar menselijke maatstaven. Ze heeft haar eigen gewoontes, haar eigen rituelen. Toch zijn we geneigd haar in eerste instantie te bezien vanuit ons eigen perspectief. Niets menselijks is ons vreemd. Neem onze eigen levenscyclus. We worden geboren, we leiden een leven waarin we ons voeden, waarin we ons mogelijk voortplanten en hopelijk vermaken, en dan sterven we. Dat is niet dé natuur, het is slechts die van ons.
Leer dan de adactylidium kennen, een mijt voor wie de cyclus van leven en dood overlappende stadia kent. Een zwangere mijt draagt in haar microscopisch kleine lijf een aantal vrouwelijke larven en welgeteld één mannetje. Die zal met al zijn zusjes paren waarna de zwangere larven de moeder van binnenuit opeten, en de cyclus begint weer van voor af aan.
We bekommeren ons doorgaans maar weinig om de levens van de adactylidia, evenals om andere levensvormen wier bestaan we nauwelijks beseffen. Wat hebben bijvoorbeeld de Zuid-Chinese tijger en de Javaanse neushoorn gemeen met de roodbuikvuurpad en de kleine Mexicaanse bladneusvleermuis? Ik zal het maar verklappen: ze dreigen allemaal uit te sterven. Toch zijn het die eerste twee die het leeuwendeel van de aandacht opstrijken, terwijl elk dier, elk gewas, elk organisme, haar eigen essentiële rol vervult op deze planeet die wij ons thuis noemen.
Nog een dier, een welbekende: de zalm. Als gevolg van overbevissing en vervuiling neemt zij sterk in aantal af, wat niet alleen betekent dat zowel mens als roofdier minder zalm op het menu heeft, maar ook de rivier zelf. De vis die in het water sterft zal daar vergaan en geleidelijk haar lichaam aan het water schenken, waarmee een keur van organismen zich zal voeden die op hun beurt de rivier van voedingsstoffen voorzien. Steeds minder zalmen sterven in het water, steeds minder voedingsstoffen stromen door de rivier. Voedingsstoffen waarmee de zalm zich op haar beurt weer voedt… u snapt wellicht waar ik naartoe wil.
De natuur draait niet op menselijke kalenders. Ze heeft haar eigen ritme, dat wordt bepaald door krachten die mijn voorstellingsvermogen haast te boven gaan. Planeten die net als de onze door het heelal suizen, het wassen van de maan, de Golfstroom. Krachten die bepalen wanneer vogels eieren leggen, boombladeren zich ontvouwen, bloembollen openen, insecten zich roeren. De bladeren die in de herfst vallen, dragen in de lente bij aan een vruchtbare, groene bodem. Dat wat sterft en rot wordt onderdeel van nieuw leven. Niets gaat verloren in de economie van de natuur.
De aarde is een gevende planeet, een voorzienende. Alles wat we nodig hebben wordt geleverd door de wereld om ons heen. Van voedsel tot medicijnen, het water dat ons reinigt en het materiaal waaruit de daken boven onze hoofden zijn vervaardigd. De atomen waaruit wij zijn opgebouwd gaan miljoenen jaren terug. We dragen deeltjes van de oerknal als de bouwstenen van ons lichaam. Wij allen zijn tot in het diepst van ons DNA verbonden, met elkaar en alles om ons heen.
Toch hebben wij ons losgemaakt van de natuur. We zijn vergeten dat de natuurlijke wereld ons nog altijd alles schenkt en zo merken we het nauwelijks op wanneer die beetje bij beetje verdwijnt. Het leven heeft nu bijna twee jaar grootdeels stilgestaan. Maar terwijl wij thuiszaten en een pandemie om zich heen sloeg, had de natuur er geen boodschap aan. Sterker nog, ze gedijde. Wie herinnert zich nog de stilte op straat, de geuren van het bos die tot midden in de stad doordrongen, de stille, blauwe lucht? Met het voorjaar in aantocht, pakken we de draad weer op. Laat ons daarbij dat gevoel van verbinding met de natuur hervinden. Om met de woorden van de dichter Joan Walsh Anglund af te sluiten:
De wereld ontwaakt
Niets hiervan is nieuw
Wat kan deze lente ons zeggen
Dat andere lentes nog niet eerder deden
En toch, elk jaar, laat ons luisteren met plezier
Geschreven voor Avanti Almere i.s.m. Pakhuis De Zwijger